Verwarring in het veld van vertrouwenspersonen
In het veld van vertrouwenspersonen heerst verwarring.
Goedbedoelende (soms onopgeleide) vertrouwenspersonen geven elkaar tips via internet, laten proefballonnetjes op of doen geëmotioneerde uitspraken in de media die lijnrecht ingaan tegen de primaire richtlijnen voor vertrouwenspersonen.
Enkele misvattingen over vertrouwenspersonen die worden verkondigd:
- ‘De vertrouwenspersoon is onafhankelijk/neutraal’;
- ‘De vertrouwenspersoon moet gevraagd en ongevraagd advies geven over individuele casuïstiek’;
- ‘De vertrouwenspersoon moet pro-actief zijn’;
- ‘De vertrouwenspersoon moet zich bezighouden met reorganisaties';
- ‘De vertrouwenspersoon moet zich bezighouden met de werkdruk’;
- ‘Er bestaat een verplichte opleiding voor vertrouwenspersonen’.
Voor opleidingsbureaus kan het lucratief zijn om bij deze misvattingen passende trainingen aan te bieden. Vertrouwenspersonen krijgen simpelweg dezelfde opleidingen als een coach, een bedrijfsmaatschappelijk werker, een OR-lid of een bedrijfsadviseur. Dat daarmee de unieke toegevoegde waarde van de vertrouwenspersoon in het beleid ongewenste omgangsvormen verloren gaat, wordt daarbij voor lief genomen.
Wat is de toegevoegde waarde van een vertrouwenspersoon?
De primaire taak van een vertrouwenspersoon ongewenste omgangsvormen is opvang van medewerkers die hiermee te maken hebben. Dit is de taak waarin de vertrouwenspersoon zich onderscheid van andere functionarissen die betrokken zijn bij het beleid ongewenste omgangsvormen, zoals leidinggevenden, P&O medewerkers, bedrijfsmaatschappelijk werkers, bedrijfsartsen e.d. Deze functionarissen kunnen de opvang van medewerkers niet verzorgen, aangezien ze al belast zijn met het ‘interveniëren’ in de problematiek of hier advies over moeten geven. Voor het ‘interveniëren’ of advies geven is onafhankelijkheid van groot belang. Voor de opvang daarentegen is het juist van belang dat de vertrouwenspersoon achter de melder gaat staan, voor waar aanneemt wat deze vertelt, de schuld van de situatie niet bij het slachtoffer legt (victim blaming), geheimhoudingsplicht heeft en geen actie neemt zonder toestemming van de melder. Een vertrouwenspersoon is daarmee dus juist partijdig.
Gezien deze partijdigheid is het vreemd om van de vertrouwenspersoon een onafhankelijk advies te verwachten (het gaat hierbij meer om het overbrengen van een wens van een melder). Ook is een vertrouwenspersoon niet pro-actief, maar juist reactief (de regie blijft bij de melder). Verder bepaalt niet een vertrouwenspersoon zelf waarvoor hij of zij is aangesteld, maar de werkgever. Dit is vastgelegd in beleid, waarin overigens ook de rechtsbescherming van de vertrouwenspersoon moet zijn geregeld. Werkgevers belasten de vertrouwenspersoon (conform Arbowet, artikel 3, lid 2) doorgaans met vier aspecten van psychosociale arbeidsbelasting, te weten: seksuele intimidatie, agressie en geweld, pesten en discriminatie. De vier onderwerpen hebben met elkaar gemeen dat er steeds één of meerdere vermeende daders in het spel zijn waartegen een melder een klacht in kan dienen bij de werkgever.
Hoe zit het nu met reorganisaties en werkdruk? Hierbij is er geen sprake van één of meerdere daders waartegen een medewerker een klacht in kan dienen bij de werkgever. Het gaat om onenigheid van een medewerker met (het beleid van) de werkgever. Er zijn andere functionarissen die zich met reorganisaties en werkdruk bezighouden (en die hiervoor zijn opgeleid) zoals de OR, de bedrijfsarts, P&O-medewerker, arbodeskundige, preventiemedewerker, bedrijfsmaatschappelijk werk en eventueel vakbondsmedewerker of rechtsbijstand.
Goedbedoelende (en onopgeleide) vertrouwenspersonen voelen zich geroepen om een rol te spelen bij alles waarover medewerkers geëmotioneerd- of oneens met hun werkgever- kunnen zijn. Dat kunnen arbeidsconflicten, reorganisaties of werkdruk zijn. Bij vertrouwenspersonen die geen ‘Nee’ kunnen verkopen, gaat de partijdigheid uiteindelijk parten spelen. Want soms is een medewerker ook gewoon onredelijk of ongeschikt voor z’n werk. Aangezien één van de primaire richtlijnen van de vertrouwenspersoon is dat het verhaal van de melder voor waar aangenomen wordt, mogen vertrouwenspersonen niet hun eigen oordeel in een meningsverschil mee laten wegen. De vertrouwenspersoon komt dan in een spagaat terecht. Ofwel er wordt samen met de medewerker een front gevormd tegen de werkgever en een vertrouwenspersoon wordt ingezogen in een conflict, hetgeen tot verdere escalatie leidt; ofwel de vertrouwenspersoon probeert de medewerker tot zelfreflectie te brengen (victim blaming) en gaat daarmee juist aan de kant van de werkgever staan. Ook zijn er vertrouwenspersonen die dan proberen te bemiddelen en daarmee ook de partijdige rol verliezen. In alle situaties hebben vertrouwenspersonen hun toegevoegde waarde op bestaande functionarissen verloren. Ze handelen los van richtlijnen of opleiding naar eigen goeddunken (vaak onbewust onbekwaam) en lopen de functionarissen die daadwerkelijk met de problematiek belast zouden moeten worden voor de voeten.
In de media lezen we dat het management verhardt en dat leidinggevenden zonder overleg strengere regels hanteren. Dat vertrouwenspersonen achter hun medewerkers zouden moeten gaan staan en optreden tegen de onzekerheden die de reorganisaties met zich meebrengen. Een vertrouwenspersoon is echter geen belangenbehartiger in beleidskwesties; daar hebben organisaties al een Ondernemingsraad voor. Een vertrouwenspersoon is er voor ongewenste omgangsvormen (ongeacht of die veroorzaakt worden door de crisis, reorganisaties, werkdruk of andere zaken).
Opleidingsbureaus moeten nu hun curriculum zuiver houden.
Basiscursus vertrouwenspersonen van Hubert Consult.