Soms heb je als vertrouwenspersoon omgangsvormen (VPO) een medewerker een tijd lang begeleid. Bijvoorbeeld bij een formele klachtenprocedure. Wat doe je dan aan nazorg? “Ik bel mensen altijd na twee maanden nog even op om te vragen hoe het gaat” vertelt een vertrouwenspersoon.
Dat is natuurlijk goed bedoeld en doorgaans zullen je cliënten zeggen “Wat aardig dat je belt”. Het is echter de vraag of je er echt goed mee doet. Zonder het je te realiseren word je als vertrouwenspersoon namelijk door de cliënt geassocieerd met een nare/spannende of zelfs schokkende periode. Je steun was in die periode bijzonder waardevol voor de cliënt, maar nu was je cliënt net bezig de hele situatie achter zich te laten. Onaangekondigd kom je dan als een trigger weer iemands realiteit binnen. Na het telefoongesprek is je cliënt in gedachten niet meer bezig met die belangrijke presentatie of met die leuke verjaardag. Nee, de nare situatie is weer even helemaal terug in de herinnering gebracht.
Met het goedbedoelde telefoontje ga je ook in tegen één van de meest belangrijke richtlijnen voor de vertrouwenspersoon omgangsvormen: “De regie ligt bij de cliënt”. Deze moet controle hebben over de eigen situatie.
Hoe kun je dan wel op een goede manier aan nazorg doen?
Bespreek samen met je cliënt hoe je nadat de situatie is afgerond verder gaat. Leg van tevoren uit dat als je niets van je laat horen, dit niet uit desinteresse is, maar omdat je je cliënt niet wilt overvallen en controle wilt laten houden. Vertel dat de cliënt omgekeerd wel jou kan benaderen als deze er nog een keer over wil praten en dat je deur dan zeker open staat. In het kader van nazorg kan het verder goed zijn om de eerste 6 weken iedere twee weken even gezamenlijk een afspraak in te plannen om te kijken of de situatie daadwerkelijk verbeterd is, hoe je cliënt zich voelt, nog klachten heeft en eventueel (indien klachten na verloop van tijd niet afnemen) te bespreken of professionele hulp een optie is.